Paden in Park Kethel
We bekijken de wegen en paden in en om het park vanuit twee oogpunten: het oogpunt van het (tegenwoordige) gebruik en het historische oogpunt.
Huidig gebruik
De paden en wegen in en om het park zijn ontworpen voor vijf verschillende typen gebruik. Ieder type gebruik stelt andere eisen aan onder andere de maatvoering en het materiaal die aan de routes worden gesteld. Het gaat om de volgende typen paden / wegen en hun kenmerken:
- Een half-verhard voetpad. Dit is smal en staat soms onder water, bijvoorbeeld een laarzenpad.
- Een verhard voetpad. Dit is breder en bestaat uit asfalt of trottoirtegels.
- Een fietspad.
- Een weg ook geschikt voor auto’s.
- Een ontsluitingsweg. Deze is voor alle soorten verkeer en kruist af en toe de groene linten van het het park.
Historisch gezien
Het dorp Kethel is ontstaan op de kruising van twee polderwegen. De doorgaande wegen zijn oude historische wegen naar Kerkbuurt en naar Delft. Dit zijn de lange linten, met veel verschillende soorten gebruikers naast elkaar, auto, fiets, voetganger. Deze historische linten maken deel uit van het park.
Met de uitbreiding van Schiedam, is ook de verkeersstructuur groter geworden en zijn er ontsluitingswegen aangelegd. Deze kruisen de historische linten. In dezelfde periode zijn er fietspaden aangelegd, op of parallel aan de historische linten. Relatief nieuw, daterend uit de tijd dat landschapspark Kethel werd ontworpen, zijn ook de voetpaden. De voet- en fietspaden in het park volgen het slotentracé. Door hier en daar extra slootjes te graven, ontstonden er smalle weidepercelen naast de bredere graasweiden, en kwam er ruimte voor extra paden. Deze paden maken contact mogelijk tussen wandelaars en de koeien en schapen in de wei - het vee dat het meest in het oog springende verschil maakt tussen landschapspark Kethel en "gewone" parken. Op twee plaatsen is het zelfs mogelijk om door het weiland te wandelen. Wandelaars betreden het weiland via klaphekjes, die door hun schuine stand onmiddellijk weer 'dichtklappen, zodat het vee niet kan ontsnappen. In het bosgedeelte hebben de voetpaden bewust ontworpen knikken, met het idee dat landschap er voor wandelaars afwisselend uitziet: soms bosachtig en gesloten, dan weer weids en open. Nu de heesters zijn uitgegroeid tot bomen, is de afwisseling minder groot dan de bedoeling was en zijn doorzichten verdwenen. Zoals doorzicht vanuit beschaduwde paden op het open zonovergoten weiland, of het oriënterend zicht vanaf de oude routes op de kerktorens in de verte.