• Groen

    in Park Kethel

Groen in Park Kethel

Het groen van het veenweidegebied bestaat, zoals de naam al zegt, uit weide. Weide zijn open natte graslanden, waar inheemse grassen en kruiden groeien. Ook het park bestaat voor het overgrote gedeelte uit weide.

Wei-hooilanden
Traditioneel zijn weides onder te verdelen in graasweide en hooiland. De onderverdeling wisselt per seizoen. In graasweide graast vee en is het gras dus kort, in hooiweide staat geen vee en staat het gras hoog. Hooiweiden worden begin juli en eind september gemaaid. Het droge gras, hooi, wordt opgeslagen als veevoer. In landschapspark Kethel treffen we hoge en lage hooilanden aan. Hoge hooilanden ligger letterlijk hoger en zijn daardoor droger dan de, lagergelegen, lage hooilanden. Door het verschil in vochtigheid, groeien er andere grassen en kruiden.

Bomen
Langs wegen en bij boerderijen zijn door de eeuwen heen diverse soorten bomen geplant. Deze zijn in veenweidegebied van oudsher gebruikt als "geriefhout". Boeren gebruikten dit hout om meubels, klompen, manden en gereedschap van te maken en om te stoken. Elke boomsoort had zijn eigen toepassing. Sommige bomen werden gedeeltelijk gekapt en de stompen groeiden weer aan, niet als stam maar met meerdere dunne takken. Dit hout wordt hakhout genoemd. De bekendste variant van hakhout, zijn de "geknotte" bomen, de knotwilg. In het park staan decennia oude knotwilgen en knot-essen.

Bosplantsoen
Landschapspark Kethel kreeg zijn huidige vorm in de jaren '70. Bij de aanleg van nieuwbouwwijken Spaland en Woudhoek, werd besloten om een deel van het oorspronkelijke weidelandschap te behouden. Tussen de woningen en de weide, werd een bos- en heesterstrook aangelegd. Het is een ontworpen bos- parkstrook, waarbij er een mooie variatie is in open en gesloten delen. En waar bijzonder aandacht is besteed aan zichtlijnen naar het weide gebied. Het uitzicht over de weide lijkt daardoor weidser dan het in werkelijkheid is. De omliggende woningen zijn door de parkstrook niet of slecht zichtbaar. Op sommige plekken in het park waan je je daardoor midden in de polder, ver van de stad. Om dit bosachtige gebied geschikt te maken voor recreatie, is de bovenste laag van de bodem vermengd met zand. Waar bomen geplant zijn, is de strook opgehoogd, zodat de wortels minstens zestig centimeter de ruimte hebben om te groeien. Dit is nodig om de bomen voldoende houvast te geven in de relatief slappe veengrond.

Vanzelfsprekend en ontworpen

Het veenweidelandschap, dat als ruggengraat voor het park fungeert, is ingebed in landschappelijke randzones, ontworpen in de jaren ‘70 en ‘80. Deze zones vormen harmonische aansluitingen van het park op de (opgehoogde) wijken. Ze zijn opgebouwd met elementen uit het oude landschap, stroken grasland, bosjes, houtsingels en stroken bosplantsoen. Elke individuele boom en heestergroep speelde een rol in het vormgeven van de ruimte, en het bepalen van het zicht. In het subtiel samenspel van oud en nieuw ontstond een parkgebied met een karakteristieke ruimtelijkheid, toegesneden op de menselijk maat; een gestileerd landschap-in-de stad. Dit samenspel is vanwege achterstallig onderhoud minder zichtbaar. In dit beheerplan worden de zichtlijnen en de open en gesloten plekken weer geaccentueerd.